aankoopbedrag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aankoopbedrag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋkobəˌdrɑx / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·koop·be·drag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aankoop zn en bedrag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aankoopbedrag | aankoopbedragen |
verkleinwoord | aankoopbedragje | aankoopbedragjes |
Zelfstandig naamwoord
het aankoopbedrag o
- (economie) geld dat men moet betalen als men iets koopt
- ▸ Het gaat om kaasjes met een houdbaarheidsdatum tot 5, 6, 7, 8 of 12 januari. Albert Heijn verzoekt mensen die deze kaas in huis hebben dringend om het product niet te eten en ermee terug te gaan naar de winkel. Dan krijgen ze het aankoopbedrag terug.[1]
- ▸ Nu de Rus die toezegging volgens Sky Sports heeft ingetrokken, komt het aankoopbedrag rond de 3 miljard euro te liggen, in plaats van de helft daarvan. Bovendien zal de Britse regering dan geen toestemming geven voor de verkoop, aangezien in dat geval een deel van de som in de zakken van Abramovitsj verdwijnt, wat onder de huidige sanctieregels niet mag.[2]
Synoniemen
Vertalingen
1. geld dat men moet betalen als men iets koopt
Gangbaarheid
- Het woord aankoopbedrag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Albert Heijn haalt kaas uit handel om 'poepbacterie'” (6 januari 2022), NOS
- ↑ Weblink bron “Chelsea in de houdgreep, voortbestaan Engelse topclub op het spel” (4 mei 2022), NOS