Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·den·cij·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dodencijfer dodencijfers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dodencijfero

  1. aantal mensen die bij een bepaalde gebeurtenis zijn gestorven
     Ook in de stad Sendai, waar een miljoen mensen wonen, is onbekend hoeveel doden er onder de inwoners zijn. Het officiële dodencijfer staat nog op ongeveer 900, maar op die lijst staan alleen de namen van geborgen of geïdentificeerde doden.[1]
     Toen het net begon lag het dodencijfer op meer dan 90 procent. Nu zitten we op ruim 60 procent. Ongeveer de helft van de nieuwe patiënten overleeft het en kan daarna weer gewoon aan de slag.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dodental Japan:zeker tienduizend” (Zondag 13 maart 2011), NOS
  2.   Weblink bron “"Sterftecijfer ebola loopt terug"” (Vrijdag 10 oktober 2014), NOS