dode in lijkkist
  • do·de
  • Afgeleid van dood met het achtervoegsel -e

dode

  1. verbogen vorm van de stellende trap van dood
    • Als men dode vogels in het water ziet, moet dat direct bij de gemeente gemeld worden. 
vervoeging van
doden

dode

  1. aanvoegende wijs van doden
    • Indien hij zegt dat men dode, zo doden zij. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dode doden
verkleinwoord - -

de dodev / m

  1. iemand die dood is, een gestorvene, overledene, lijk
    • De dode werd begraven. 
     Van dode levenden werden wij levende doden.[2]

dode

  1. datief mannelijk  van dood, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
naamwoord dode dodes

dode

  1. dode