• do·den·rit
enkelvoud meervoud
naamwoord dodenrit dodenritten
verkleinwoord dodenritje dodenritjes

de dodenritm

  1. een heel gevaarlijke, roekeloze tocht in een vervoermiddel op wielen
  2. reis die als doel heeft mensen te vermoorden
     De twee skinheads hadden het plan opgevat om door het hele land zeker honderd zwarte mensen te vermoorden. Hun dodenrit, in een met een groot hakenkruis versierde auto, zou moeten eindigen met de moord op Obama.[2]
  3. (figuurlijk) de laatste 'reis' van een overledene
     "Een groot Nederlands taalvirtuoos heeft helaas zijn dodenrit gemaakt", zegt Ton Velthuysen op zijn beurt, verwijzend naar een van Polzers grootste successen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “10 jaar cel voor moordcomplot Obama” (Vrijdag 16 april 2010, 09:19), NOS
  3.   Weblink bron “'Een groot taalvirtuoos heeft helaas zijn dodenrit gemaakt'” (Zondag 14 juni 2015, 13:46), NOS