• over·le·de·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord overledene overledenen
verkleinwoord

de overledenev / m [1]

  1. iemand die gestorven is, de dode
    • Bij een begrafenis kan men afscheid nemen van de overledene. 
     Britse parlementsleden willen dat er een onderzoek komt naar het grootschalige seksuele misbruik van overledenen in twee Britse ziekenhuizen. Elektricien David Fuller (67) gaf deze week toe dat hij tussen 2008 en 2020 zeker honderd overledenen, merendeels vrouwen, seksueel heeft misbruikt in de ziekenhuizen waar hij werkte als elektricien, in het graafschap Kent.[2]
     De veel gepubliceerde bewering dat Homo naledi, een vroegere mensensoort met een klein brein, zijn overledenen begroef en rotskunst maakte, is volgens een groep onderzoekers volledig ongegrond. ‘Er is totaal geen bewijs voor’, zegt archeoloog en antropoloog Michael Petraglia van de Griffith-universiteit in Australië.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Britse politici willen onderzoek naar misbruik overledenen in ziekenhuizen” (Vrijdag 5 november 2021, 23:06), NOS
  3.   Weblink bron
    Michael Marshall
    “Begroef de uitgestorven mensachtige Homo naledi zijn overledenen?” (30 november 2023), NewScientist
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be