• mort
vervoeging van
morren

mort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van morren
    • Jij mort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van morren
    • Hij mort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van morren
    • Mort! 
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  mort     la mort     morts     les morts  

mort v

  1. dood
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   mort     le mort     morts     les morts  
vrouwelijk   morte     la morte     mortes     les mortes  

mort

  1. dood
  2. (spreektaal) kapot, stuk
    «Mon lecteur-MP3 est mort
    Mijn MP3-speler is kapot. [1]
  3. (spreektaal) doodmoe, kapot [1]
  4. (spreektaal) verlaten, doods
    «Il est mort cet horrible bled, y a rien d’ouvert.»
    Dit godvergeten gat is zo dood als een pier, d'r is niks open. [1]
  5. (spreektaal) ten einde, afgelopen
    «Ça fait deux heures qu’on attend, j’crois que c’est mort
    We wachten nu al twee uur, ik geloof dat het afgelopen is. [1]

mort

  1. voltooid (verleden) deelwoord van mourir