Naar frequentie 202
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud död dödare dödast
o enkelvoud dött
meervoud döda
bepaald / zwak
alle vormen döda dödare dödaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
döde
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud döds dödares dödasts
o enkelvoud dötts
meervoud dödas
bepaald / zwak
alle vormen dödas dödares dödastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
dödes

död

  1. dood
döds enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     död     döden     dödar     dödarna  
  genitief     döds     dödens     dödars     dödarnas  

död, g

  1. (biologie), (medisch), (palindroom) (religie) dood
  2. dood (gepersonificeerd)
  3. (figuurlijk) end, slot
  4. dode, gestorvene, overledene