Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Zenit


  • ze·nit
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toppunt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zenit -
verkleinwoord - -

het zenito

  1. (astronomie) het denkbeeldige punt loodrecht omhoog aan de hemelkoepel
    • Alleen in landen tussen beide keerkringen staat de zon soms in het zenit. 
  2. (figuurlijk) hoogtepunt
    • Hij was in het zenit van zijn roem. 
57 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]


zenit onbezield

  1. zenit


zenit m

  1. zenit


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit


  • ze·nit
enkelvoud meervoud
zenit zenit

zenit m

  1. (astronomie) zenit
  2. (figuurlijk) toppunt


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit


zenit

  1. zenit