• di·rec·tief
enkelvoud meervoud
naamwoord directief directieven
verkleinwoord - -

het directiefo

  1. m (taalkunde) een naamval die de richting waarin de handeling voert weergeeft
    • Het Baskisch kent een directief. 
  2. o een dwingende opdracht gewoonlijk van een overheid, richtlijn
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen directief directiever directiefst
verbogen directieve directievere directiefste
partitief directiefs directievers -

directief

  1. sturend
85 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be