Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·rec·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord directie directies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de directiev

  1. (bedrijfskunde) de leiding van een bedrijf, de directeur en de topmanagers
    • Volgens de directie en de bewindvoerder is de uitgangspositie van de financiële en commerciële situatie „bemoedigend”.[1] 
  2. bestuur
    • FC Twente heeft op dit moment een schuldenlast van zo’n 80 miljoen euro, waarvan 50 miljoen langlopend. De directie denkt dat de inkomsten met 20 miljoen euro dalen in de eerste divisie.[2] 
     Ze waren tegen een muur van bureaucratie opgelopen waarvan deze arts slechts een voorpost was. Verdere pogingen bij de directie van het ziekenhuis zouden eveneens zinloos zijn, wisten ze.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

  1. NRC 14 juni 2016
  2. NRC Sterre van der Hee 11 juni 2016
  3. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be