• ma·nage·ment
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bestuur van een onderneming’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord management -
verkleinwoord - -

het managemento

  1. (bedrijfskunde) de leiding van een organisatie, de groep managers
    • De laatste jaren merken wij dat ons werk door de regeldrang van het management praktisch onmogelijk wordt gemaakt 
    • Onderzoek in opdracht van de South African Reserve Bank (SARB), de centrale bank van Zuid-Afrika, beschrijft hoe een netwerk van politici, gemeenteambtenaren, het management van de bank en accountants van PricewaterhouseCoopers (PwC) via schimmige bedrijven en tussenpersonen de kas geplunderd hebben. [2] 
  2. (bedrijfskunde) de activiteit van het besturen van een organisatie
    • De uitvoering van het management laat te wensen over. 
  1. [1] bedrijfsleiding, bestuur, directie, leiding
  2. [2] administratie, beheer
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
management managements

management

  1. (bedrijfskunde) bestuur, management


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  management     le management     managements     les managements  

management m

  1. (bedrijfskunde) bestuur, management