• na·vi·ga·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord navigatie -
verkleinwoord - -

de navigatiev

  1. (economie)(scheepvaart) (verouderd) het scheepvaartverkeer
    • De navigatie op de Middellandse Zee was indertijd zeer intensief. 
  2. (scheepvaart) (luchtvaart) (ruimtevaart) het bepalen van de positie (standplaats) en de bepaling van de richting om naar een gewenste positie te gaan
    • De Atlantis had op z'n ruimtereis ook problemen met de navigatie door computerstoring. 
  3. (economie)(verkeer) het via de weg bereiken van een bestemming door middel van elektronische apparatuur en navigatiesatellieten
    • Onze chauffeurs beschikken over moderne technieken op het gebied van routeplanning en elektronische navigatie . 
  4. (informatica) het vinden van de de weg in een informatiesysteem
    • De nieuwe software maakt de navigatie op onze site stukken eenvoudiger. 
  • Navigare necesse est (Scheepvaart is noodzakelijk), (devies van Rotterdam)
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]