vel
![]() |
- vel
- In de betekenis van ‘huid’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- > Middelnederlands: vel, verwant aan Angelsaksisch fell, Gotisch *fill, ontstaan uit Germaans *fello- en dit vanuit IE *pello- of *pelno- vanwaar Latijn: pellis Oudgrieks: πέλλα [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vel | vellen |
verkleinwoord | velletje | velletjes |
het vel o
[1]
- Goed/Lekker in zijn vel zitten
Zich prettig voelen
- • Het was jammer dat ik nu niet goed in mijn vel zat, aangezien de trail steeds mooier werd. [3]
- Iemand het vel over de oren halen/trekken
Al het mogelijke van iemand eisen, of iemand uitzuigen
- Uit zijn vel springen
Erg kwaad worden of zijn
- Vel over been zijn
Erg mager zijn
|
1. dunne laag
2. afgestroopte huid
- ↑ "vel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, door Johannes Franck, M. Nijhoff 1892
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- Het woord vel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vel
- versterkend, bijv. bij overtreffende trappen zeer, erg
- «vel maximus»
- de allergrootste
- «vel maximus»
- zelfs
- «honestum tāle est ut, vel sī ignōrārent id hominēs, suā tamen pulchritūdine laudabīle esset»
- De deugd is een zodanige zaak dat zelfs al zou zij de mensen onbekend zijn, haar schoonheid waardig zou zijn geprezen te worden.
- «honestum tāle est ut, vel sī ignōrārent id hominēs, suā tamen pulchritūdine laudabīle esset»
- vel
- Afkomstig van het Oudnoorse woord vel.
vel
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be