hondenvel
- hon·den·vel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hondenvel | hondenvellen |
verkleinwoord | hondenvelletje | hondenvelletjes |
het hondenvel o
- de huid van een hond
- Aangetrokken door de glamour en de discipline van deze beroepsgroep, leerde de Amerikaanse Dalby als de geisha Ichigiku de shamisen bespelen, een driesnarige luit met een klankkast van katten- of hondenvel. Ze nam zangles en net als haar `zusters' werd ze 's avonds regelmatig opgepiept om in een landhuis of in een restaurant de bobo's van het bedrijfsleven te amuseren. [2]
- Het woord 'hondenvel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hondenvel" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Marianne Vermeijden 11 februari 2000 Mooier dan de mooiste pop
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be