• pan·ter·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord pantervel pantervellen
verkleinwoord

het pantervelo

  1. een vel met een opdruk dat lijkt op de vacht van een panter
    • Ik zei over het pantervel dat ik droeg: "Dit is het badpak van mijn vrouw en die heeft borstkanker.' Een jongen uit het publiek werd heel agressief. Hij had twee weken daarvoor zijn moeder verloren aan borstkanker. Dan is zo'n grap natuurlijk moeilijk te verdragen." [2] 
    • Er ontstond veel ophef rondom de dino-pieten. De helpers van Sinterklaas gingen getooid in een pantervel en hadden botten in hun haar. "Achteraf blijkt dit een ongelukkige keuze te zijn geweest, die helaas anders is geïnterpreteerd dan bedacht", luidt de verklaring van de stichting, aldus Omroep West. "Het spijt de Stichting Sinterklaas in Leiden als mensen dit als kwetsend hebben ervaren." [3] 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 13 januari 2006 Jan Debackere en Agnes Verweij Lachen maakt vrij
  3. De Telegraaf 22 november 2016 Excuses om 'kannibaalpiet' Leiden
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be