Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vel·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord velkant velkanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de velkantm

  1. de kant waar de huid of de schil zit
     Oven voorverwarmen op 200 °C. Snij de paprika's doormidden, verwijder steel en zaadlijsten. Leg met de velkant naar boven op een met bakpapier beklede bakplaat.[2]
     Snijd de eendenborst met een scherp mes kruislings in op de velkant.[3]

Gangbaarheid

31 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Filet hollandais (paprikaspread voor op brood)” (11-01-2009), Tubantia
  3.   Weblink bron “Eendenborst met sinaasappelsaus, aardappelpuree en worteltjes” (11-11-2017), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be