pitbullterriër
  • pit·bull·ter·ri·ër
enkelvoud meervoud
naamwoord pitbullterriër pitbullterriërs
verkleinwoord

de pitbullterriërm

  1. gevechtshond met een brede kaak en atletische bouw, het is geen officieel hondenras
    • De Mars tegen terreur en haat was een heterogene en bij momenten bevreemdende manifestatie. Zelden hebben zoveel gezindtes samen de Brusselse straten ingenomen. Op het vertrekpunt in Molenbeek stonden feestelijk gesluierde Marokkaanse moeders te wachten op het startsein naast een dronken man met gouden tanden, een gemuilkorfde pitbullterriër en een halve liter pils in blik. Een kind met een berbervlag liep er naast een gerenommeerd politiek filosoof. Johan Leman, de voorzitter van het integratiecentrum Foyer, stond zich met een rode gerbera in de halsopening van zijn trui zorgen te maken dat er weinig Marokkanen zouden zijn, ‘want ze zijn erg moeilijk te mobiliseren’. [3] 
    • De 6-jarige Liana is gisteren meerdere malen door een pitbullterriër in haar gezicht gebeten in Amsterdam-West. Gevlucht voor de oorlog in haar thuisland Syrië , speelde zij in de Nederlandse hoofdstad in een binnentuin toen ze door de hond werd aangevallen. [4]