Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·bij
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
  • samenstelling van  sta ww  en  bij  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stabij stabijs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de stabijm

  1. in Friesland gefokte staande, opjagende en apporterende vogelhond, mollenvanger en waakhond
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen