Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kooi·ker·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kooikerhond kooikerhonden
verkleinwoord kooikerhondje kooikerhondjes

Zelfstandig naamwoord

de kooikerhondm

  1. hond van een kooiker
  2. bepaald ras van kleine honden
Verwante begrippen

Gangbaarheid