• bar·zoi
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord barzoi barzois
verkleinwoord - -
19 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.[3]