Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bra·dor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1876 [1]
  • [1] van  Labrador en , het gebied in Canada waar deze hond oorspronkelijk werd gefokt, op te vatten als (verkorting) van labrador-retriever [2] [3]
  • [2] van  Labrador en , het gebied in Canada waar dit gesteente het eerst werd beschreven [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord labrador labradors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de labradorm

  1. bepaald ras van grote jachthonden
  2. (materiaalkunde) bepaald soort graniet
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bra·dor
enkelvoud meervoud
labrador labradores

Zelfstandig naamwoord

labrador m

  1. (beroep) boer, landbouwer
Synoniemen

Verwijzingen