Nederlands

 
bulldog
Uitspraak
Woordafbreking
  • bull·dog
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bulldog bulldogs
verkleinwoord bulldogje bulldogjes

Zelfstandig naamwoord

de bulldogm

  1. soort Britse vechthond
     Een dierenarts heeft de 8-jarige bulldog eind april laten inslapen, omdat ademhalingsproblemen waarmee de hond kampte steeds erger werden. Daarna zijn bloedmonsters naar het laboratorium gestuurd. Daar is het virus niet aangetoond, maar de antistoffen wel. Het is niet zeker of de ademhalingsproblemen door corona werden veroorzaakt.[2]
  2. (figuurlijk) persoon die niet opgeeft in een strijd
     In The New York Times wordt de juriste door een oud-cliënt omschreven als "een bulldog in de rechtszaal". Rotunno verdedigde al tientallen mannen in zaken over seksuele misdrijven. Ze verloor er maar één. Om haar hals hangt tijdens een van de eerste zittingen in het proces tegen Weinstein een gouden kettinkje met de woorden 'Not Guilty'.[3]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. bulldog op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Inreisverbod voor niet-Europeanen verlengd” (15-05-2020), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “'Bulldog in de rechtszaal': vlijmscherpe advocate is hoop van Harvey Weinstein” (18-02-2020), NOS