blind
- blind
- bn: erfwoord via Middelnederlands blint van Oudnederlands blint; als deel van plaatsnaam aangetroffen vanaf 901-950, in de betekenis van ‘niet kunnende zien’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3] [4]
- zn: afgeleid van blinden ww (zonder -en); in de betekenis van ‘vensterluik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1623 [5] [6] [4]
- ww: blinden ww zonder de uitgang -en
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | blind | blinder | blindst |
verbogen | blinde | blindere | blindste |
partitief | blinds | blinders | - |
blind
- (medisch) niet in staat te zien
- De blinde man wachtte tot zijn hond begon met oversteken.
- (figuurlijk) niet bereid of in staat met bepaalde informatie rekening te houden
- Doordat ze zo overtuigd zijn van het eigen gelijk, zijn ze blind geworden voor de eigen immoraliteit en hanteren ze dezelfde wapens als waar tegen ze strijden.[7]
- ▸ Het was nog te vroeg om te weten of ik blind en/of dwaas was geweest om zo lang van huis te zijn. De tijd zou uitwijzen wat de gevolgen van mijn lange afwezigheid zouden zijn op mijn kinderen.[8]
- blind (vertrouwen/haat/angst etc): een heel groot (vertrouwen/haat/angst) (dat op niets gebaseerd is)
- Beleggers lijken echter geen blind vertrouwen te hebben in de wijze waarop Arcelor daar van gaat profiteren.[9]
- (figuurlijk) zonder openingen een blinde muur: een muur zonder ramen
- [2] blind voor
- blind date (uit het Engels)
- Een haastige hond werpt blinde jongen
Beter langzaam iets goed doen, dan haastig iets slechts doen.
- Zo blind als een mol
Stoett-254 [10]
je hoeft maar weinig moeite te doen om mensen vóór te blijven als zij zich niet in dat onderwerp verdiepen of er geen tijd/moeite in willen stoppen ofwel: wanneer iemand als enige een beetje van iets weet, lijkt het voor iedereen die er niets van weet alsof diegene er echt verstand van heeft
- Liefde is blind.
door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien
- Ziende blind zijn
bijvoorbeeld iemand wel kennen maar toch niet de verkeerde eigenschappen zien
- een blinde klip
een rots die net niet boven de waterspiegel uitsteekt
1. niet in staat te zien
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blind | blinden |
verkleinwoord | - | - |
het blind o
- zonneblind, jaloezie zn [2]
vervoeging van |
---|
blinden |
blind
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blinden
- Ik blind.
- gebiedende wijs van blinden
- Blind!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blinden
- Blind je?
- Het woord blind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blind" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[11] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ blind op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 "blind" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ blind op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Rob Waumans NRC 4 juni 2016
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ NRC 8 maart 2016
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
blind |
blinder |
am blindesten |
alle verbuigingsvormen |
blind
- Geluid: blind (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
blind | blinds |
blind
- blind zn , jaloezie zn [2], scherm zn [1], zonneblind, zonnescherm
- voorwendsel
- blinddoek
- (VS) schuilhut
- oogklep (vooral meervoud)
- (informeel), (VK) braspartij, zuippartij
- (militair) blindering
- (kaartspel) blind bod (bij poker zn )
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to blind |
he/she/it | blinds |
verleden tijd | blinded |
voltooid deelwoord |
blinded |
onvoltooid deelwoord |
blinding |
gebiedende wijs | blind |
blind
- overgankelijk blind maken, verblinden
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
blind | blinder | blindest |
blind