vensterluik
- Geluid: vensterluik (hulp, bestand)
- ven·ster·luik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vensterluik | vensterluiken |
verkleinwoord |
het vensterluik o
- een schot waarmee men een venster aan de binnen- of buitenkant van een gebouw kan afsluiten
- ▸ De helft van zijn weg voerde onder schaduwrijke, over de straat hangende bomen, langs grillige, voornamelijk houten huisjes met steile scheve daken, traliehekjes, versierde poorten en houtsnijwerk op de raamlijsten en vensterluiken.[2]
1. een schot waarmee men een venster aan de binnen- of buitenkant van een gebouw kan afsluiten
- Het woord vensterluik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.