oogklep
- oog·klep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogklep | oogkleppen |
verkleinwoord | oogklepje | oogklepjes |
- onderdeel van het paardenhoofdstel waardoor een paard alleen maar naar voren kan kijken
- Strooper gaf aan verzorger Stef van der Weide (20) opdracht een oogklepje te monteren aan het hoofdstel van Campo. Om het einde van de bocht te kunnen blijven zien, moet Campo dankzij het kleinood zijn hals met de bocht meebewegen. [2]
- een lapje dat voor een beschadigd oog gedragen kan worden
- De artsen slaagden er na veel moeite in om het leven van de matador te redden. Padilla kondigde nog in het ziekenhuis aan dat hij opnieuw de arena zou instappen. In Olivenza trad hij met een zwarte oogklep aan. [3]
- [2] ooglap
- oogkleppen op hebben
bepaalde zaken niet willen zien, een tunnelvisie hebben
- Tien dagen na Donald Trumps overwinning vieren ongeloof, afschuw en angst nog altijd hoogtij onder de elites in de hele westerse wereld. In hun progressieve bubbel hadden ze nauwelijks meegekregen dat de buitenwereld hen zat was. Het is tekenend voor de wereldvreemde houding van een elite die zichzelf heel ruimdenkend vindt, maar in werkelijkheid met oogkleppen op door het leven gaat. [4]
- Het woord oogklep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogklep" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Volkskrant Anne de Lange 20 oktober 2003
- ↑ de Standaard 05/03/2012 door mtm
- ↑ NRC 18 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be