Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roede roedes
roeden
verkleinwoord roedetje roedetjes

Zelfstandig naamwoord

roede v/m

  1. bundel takken waarmee geslagen kan worden
     'Een schrik voor de meisjes. Toch was die roede warempel geen verbeelding.[4]
  2. holle of massieve (metalen) staaf
  3. (eenheid), (verouderd) lengtemaat die qua afmeting verschilde van plaats tot plaats
  4. (eenheid), (verouderd) oppervlaktemaat die qua afmeting verschilde van plaats tot plaats
  5. (eenheid), (verouderd) inhoudsmaat die qua omvang verschilde van plaats tot plaats
  6. (figuurlijk) penis
Synoniemen
  • roe (uitspraakvariant)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. roede op website: Etymologiebank.nl
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), , p. 14
  5.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be