• de·ca·li·ter
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘10 liter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1802 [1]
  • afgeleid van liter met het voorvoegsel deca-
enkelvoud meervoud
naamwoord decaliter decaliters
verkleinwoord decalitertje decalitertjes
67 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[2]