roe
- roe
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roe | roes |
verkleinwoord | roetje | roetjes |
- een bundel takken waarmee geslagen kan worden
- ▸ Hij sleurde de abt bij zijn haren uit het smalle bed, smeet hem op de vloer en sloeg hem met een roe waar hij hem raken kon, onder het zingen van het lied 'O Pastor Alterne'.[1]
- een ronde of platte metalen buis waarmee traplopers, gordijnen e.d mee worden vastgezet
- Het woord roe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roe" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
roe
vervoeging van |
---|
roer |
roe