Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • ree
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘herkauwer, wijfjeshert’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7]
enkelvoud meervoud
naamwoord ree reeën
verkleinwoord reetje reetjes

Zelfstandig naamwoord

ree

  1. m / v / o (evenhoevigen) Capreolus capreolus   zoogdier uit de familie van de hertachtigen (Cervidae) voornamelijk voorkomend in Europa. In Azië leeft de verwante Siberische ree (Capreolus pygargus)
  2. m / v (scheepvaart) rede
  3. o (verouderd) lijk
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen