loon
- loon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loon | lonen |
verkleinwoord | loontje | loontjes |
het loon o
- (economie) financiële vergoeding voor geleverde arbeid
- (figuurlijk) beloning
- (figuurlijk) straf
- [1] arbeidsloon, bezoldiging, gage, salaris, traktement, werkloon, soldij, wedde
|
loon krijgen dat in overeenstemming is met het gedane werk
Stoett-109 [3]
Stoett-1429 [4]
voor de inspanning van mensen geen beloning krijgen maar alleen kritiek.
Zijn verdiende loon krijgen
Boontje komt om zijn loontje
|
1. financiële vergoeding voor geleverde arbeid
vervoeging van |
---|
lonen |
loon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonen
- Ik loon.
- gebiedende wijs van lonen
- Loon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonen
- Loon je?
- Het woord loon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loon" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "loon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ loon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be