Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cao-loon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cao-loon cao-lonen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het cao-loono

  1. (economie) loon zoals afgesproken in een cao
    • ‘De cao-lonen stijgen, gecorrigeerd voor inflatie, al sinds de jaren tachtig niet meer. En tussen 2010 en 2014 daalden ze zelfs.’ [1] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen