• loon·strook
enkelvoud meervoud
naamwoord loonstrook loonstroken
verkleinwoord loonstrookje loonstrookjes

de loonstrookv / m

  1. (economie) overzicht over een bepaalde periode van het geld dat een werknemer van zijn baas ontvangt, met een verantwoording hoe dit bedrag is berekend en welke bedragen daarover zijn ingehouden als belasting of voor sociale fondsen
     `Ik zie het graag terug op mijn loonstrookje.'[1]
     Hij ging er vanuit dat de reiskostenvergoeding was stopgezet bij zijn aantreden als fractievoorzitter, maar dat bleek niet zo. "Ik heb na het verzoeken tot stopzetten niet op m'n loonstrook gekeken of alles ook was doorgevoerd. Dat was stom. Vanzelfsprekend heb ik deze vergoeding inmiddels teruggestort."[2]
  1. (economie) overzicht over een bepaalde periode van het geld dat een werknemer van zijn baas ontvangt, met een verantwoording hoe dit bedrag is berekend en welke bedragen daarover zijn ingehouden als belasting of voor sociale fondsen
  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Dijkhoff ziet af van verder ontvangen wachtgeld” (03-12-2019), NOS