soldij
- sol·dij
- In de betekenis van ‘loon van een soldaat’ voor het eerst aangetroffen in 1469 [1]
- Van Latijn solidus (een Romeinse munt), een afgeleide van nummus solidus (stevige/solide munt). Solidus stamt uiteindelijk van de Proto-Indo-Europese stam *sol- (heel).
- afgeleid van solde met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soldij | soldijen |
verkleinwoord | soldijtje | soldijtjes |
de soldij v
- loon van soldaten
- Het woord soldij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soldij" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "soldij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ soldij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be