• ga·ge
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘loon’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
  • afgeleid van het Franse gage (met het achtervoegsel -age) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gage gages
verkleinwoord

de gagev / m [4]

  1. het loon dat iemand krijgt voor het verrichte werk m.n. bij artiesten
    • De artiest kreeg na afloop van zijn optreden zijn gage. 
80 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[5]