• loon·kost
enkelvoud meervoud
naamwoord loonkost (loonkosten) *
verkleinwoord - -

de loonkostm

  1. (economie) het bedrag aan geld dat nodig is voor het uitbetalen van de lonen
    • Vooral voor laaggeschoolden is de kloof tussen loonkost (op minimumloonniveau) en productiviteit hoog. [1]
  • Dit is Belgisch-Nederlands, maar ook in België geen standaardtaal. [2] [3]
  • Het meervoud "loonkosten" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "loonkost".
65 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. De Lathouwer, L.
    "Arbeidsmarkt, sociale zekerheid en armoede: België en Nederland vergeleken" in: Neerlandia. jrg. 101 nr. 1 (februari 1997) Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag / Brussel
    ; p. 17; geraadpleegd 2019-12-09
  2. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, kost
  3.   Weblink bron
    Ruud Hendrickx
    “Advocatenkost” (8 juni 2000) op vrttaal.net
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be