• bor·zoi
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord borzoi borzois
verkleinwoord

de borzoim

  1. (roofdieren) een oud Russisch hondenras, behorende tot de windhonden