Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • apen
Woordherkomst en -opbouw
  •  aap zn  met de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord apen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de apenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aap
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (primaten) Simiiformes   een infraorde uit de orde der primaten (Primates). Alle primaten die niet tot de infraorde van de apen behoren worden halfapen genoemd. Een groep halfapen, de spookdiertjes, wordt beschouwd als de nauwste verwant van de apen en samen worden ze geplaatst in de onderorde Haplorhini
     En waar zijn die twee apen gebleven? Goh, wat heb ik vanmiddag een lol om ze gehad.[1]
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

apen

  1. (verouderd) iets als een aap nadoen[2]
Afgeleide begrippen

Verwijzingen


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

apen

  1. meervoud van aap


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

apen

  1. meervoud van aap

Bijvoeglijk naamwoord

apen

  1. open
Schrijfwijzen


Noors

Woordafbreking
  • apen

Zelfstandig naamwoord

apen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van ape
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • apen

Zelfstandig naamwoord

apen, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van ape
Schrijfwijzen


Oost-Fries

Bijvoeglijk naamwoord

apen

  1. open


Sallands

Zelfstandig naamwoord

apen

  1. meervoud van aap


Twents

Zelfstandig naamwoord

apen

  1. meervoud van aap