Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ape·la·za·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord apelazarus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het apelazaruso

  1. (informeel) in verbindingen met schrikken, lachen, werken, zoeken enz. heel erg hard schrikken, lachen, werken, zoeken enz (zodat je figuurlijk doodgaat zoals lazarus dood is gegaan)
    • Vanmarckes voorbereiding op Parijs-Roubaix van dit jaar begon op de maandag na Parijs-Roubaix van vorig jaar. Een jaar lang trainde hij zich het apelazarus om dit voorjaar de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix te kunnen winnen; geen dag ging er voorbij zonder dat hij aan ‘De Ronde’ en ‘De Hel’ dacht. Toen de rest van het peloton met de familie aan het Kerstontbijt zat, verkende hij voor de zoveelste keer ‘Vlaanderens Mooiste’. Hij trok naar Noord-Frankrijk om de ligging van iedere steen tussen Parijs en Roubaix uit zijn hoofd te leren. En de druk werd nog groter toen hij een contract tekende bij Blanco, voor een godsvermogen, à raison van zeven ton. Gelukkig contracteerde Blanco voor die prijs twee renners ineen: Seps broer Ken kregen ze er gratis bij. Ken, die ooit zelf op hoog niveau koerste, heeft zijn leven in het teken van zijn broertje gesteld.[3] 
  2. ~ krijg het apelazarus: krijgt een ernstige ziekte
Schrijfwijzen
  • apelazerus (uitspraakvariant, in officiële spelling tot 2006)
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • het apelazarus schrikken
je dood schrikken, heel erg schrikken
  • krijg het apelazarus
krijg een vreselijke ziekte als verwensing

Gangbaarheid

Verwijzingen