apenbos

Nederlands

tempel bij het heilige apenbos van Sangeh

Uitspraak

• Geluid:  apenbos    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• apen·bos

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  aap zn  en  bos zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	apenbos	apenbossen
verkleinwoord	apenbosje	apenbosjes

Zelfstandig naamwoord

het apenbos o

1. een bos waar een gemeenschap apen woont

   • De biologen bestudeerden honderden uren het gedrag van makaken in een Brits apenbos. Ook onderzochten ze in het lab ontlasting op stresshormonen. De makaken zijn interessant, omdat ze verschillende hiërarchische lagen kennen. Juist de apen in het midden van de hiërarchische lagen komen in conflict met de ondergeschikte en bovengeschikte soortgenoten. Ze dagen de baas uit, en worden steeds uitgedaagd. Dat ze last hadden van stress, bleek zelfs uit hun poep.  
   • Een bos waar je net als in de oertijd op zoekt kunt naar paddenstoelen, kastanjes, bessen en andere dingen om van te smikkelen. Dit idee is niet nieuw, want al in 2004 kwam stichting wAarde met het 'Smulbos'. Toen werd het idee alleen vrij snel met de grond gelijk gemaakt, omdat men dacht dat het voor allochtonen was bedacht. Alsof die pas naar de natuur zouden gaan als je er nootjes kon vinden. 'Het apenbos' werd het plan snerend genoemd.  

Gangbaarheid

• Het woord 'apenbos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apenbos" herkend door:

82 %	van de Nederlanders;
69 %	van de Vlamingen.