apenhuis
- apen·huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apenhuis | apenhuizen |
verkleinwoord | - | - |
het apenhuis o
- verblijf voor primaten in een dierentuin
- En in het kielzog van die gedachte schoten me onmiddellijk andere onvervulde dromen te binnen. Sommige waren nogal banaal en letterlijk dicht bij huis, zoals een hernieuwd bezoek aan Artis of het Dolfinarium in Harderwijk, waar ik nooit kom omdat ik al lang niet meer beschik over een klein kind als alibi om je te vergapen aan de getrainde dolfijnen of een pasgeboren chimpanseetje in het apenhuis. [1]
- Het woord 'apenhuis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apenhuis" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Brunt, E."Leuker leven" in: Het Parool jrg. 55 nr. 15514 (13 september 1995); p. 17 kol. 5; geraadpleegd 2018-10-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be