wee
- wee
- erfwoord klanknabootsing via Middelnederlands wee van Oudnederlands weuwa, in de betekenis ‘pijn’ aangetroffen vanaf 801-1000 en in de betekenis van ‘smart, tussenwerpsel ter uitdrukking van smart’ aangetroffen vanaf 1265 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wee | [1], [2] weeën |
verkleinwoord | [1] weetje | [1], [2] weetjes |
- (medisch) pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt
- De weeën zijn al begonnen.
- (verouderd) gebeurtenis die veel schade en verdriet veroorzaakt
- geen meervoud diep bedroefd gevoel of hevige pijn
- geen meervoud (diergeneeskunde) ontsteking bij vee, veroorzaakt door besmetting met Theileria microti
- [2] ongeluk, ramp
- [3] smart, verdriet
- [4] roodwaterkoorts
- [2] wel en weewat mensen aan positieve en negatieve zaken meemaken
1. pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt
wee
- uitroep van groot verdriet
- Dat ging met veel ach en wee gepaard.
- versterkt een dreigement
- Wee je gebeente als je dat durft!
1. uitroep van groot verdriet
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wee | weeër | weest |
verbogen | weeë | weeëre | weeste |
partitief | wees | weeërs | - |
wee
- onaangenaam misselijk makend
- Er ging een weeë geur in het gebouw.
- Het woord wee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wee" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ "wee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
wee
wee
wee
wee v
- Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- IPA: /wiː/
- wee
wee
wee
wee
- wij, we; 1e persoon meervoud nominatief