smart
- smart
- [1, 2] Van Middelnederlands smerte. In de betekenis van ‘verdriet’ voor het eerst aangetroffen in 1254 [1] [2]
- [3] In deze specifieke betekenis ontleend aan het Engelse smart
|
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smart | smarten |
verkleinwoord | smartje | smartjes |
- (psychologie) een gevoel van lijden
- Het overlijden van zijn vrouw veroorzaakte bij hem grote smart.
- (verouderd) een gevoel van fysieke pijn
- (techniek) intelligent, slim (met betrekking tot communicerende apparaten)
- [1] moedersmart, zielensmart
- [1] smartelijk, smarten, smartengeld, smartig, smarting, smartisme, smartlap
- [3] smartcard, smartdrug, smartfoon, smartphone, smartproduct, smartshop, smartspeelgoed
[1] "een gevoel van lijden"
- Gedeelde smart is halve smart.
Leed wordt draaglijker als meer mensen het tegelijkertijd ondervinden
- Met smart wachten
Erg naar iets uitzien
1.
vervoeging van |
---|
smarten |
smart
- Het woord smart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smart" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "smart" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ smart op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
smart | smarter | smartest |
smart
- [1] clever, intelligent
enkelvoud | meervoud |
---|---|
smart | smarts |
smart
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to smart |
he/she/it | smarts |
verleden tijd | smarted |
voltooid deelwoord |
smarted |
onvoltooid deelwoord |
smarting |
gebiedende wijs | smart |
smart
- onovergankelijk pijn doen
- onovergankelijk pijn hebben