smartphone
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: smartphone (hulp, bestand)
Woordafbreking
- smart·phone
Woordherkomst en -opbouw
- Uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smartphone | smartphones |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de smartphone m
- (communicatie), (techniek), (informatica) mobiele telefoon die uitgebreide computermogelijkheden biedt o.a. toegang tot internet en een ingebouwde gps-ontvanger
- Bij 20 procent van de ongevallen met fietsers tussen 12 en 24 jaar blijkt een smartphone een rol te hebben gespeeld (waaruit alweer volgt dat mensen niet noodzakelijkerwijs 'smarter' worden door het bezit van zo'n ding) [1]
- Behalve op losse, halve, kapotte en verdwenen tegels verdient het ook aanbeveling op het fietsverkeer scherp te letten, want met name vrouwen met bakfietsen zijn dol op de stoep. Geen gaatje zo klein of ze duwen de bak met hun kroost erdoorheen, één hand aan het stuur zodat ze de andere vrij hebben voor hun smartphone, waarop ze tijdens hun acrobatische manoeuvres een poezenfilmpje checken [2]
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord smartphone staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
- IPA: /'foʊn/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud |
---|---|
smartphone | smartphones |
Zelfstandig naamwoord
smartphone
- (communicatie), (techniek), (informatica) smartphone