• sluw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sluw sluwer sluwst
verbogen sluwe sluwere sluwste
partitief sluws sluwers -

sluw

  1. op een doortrapte wijze slim
    • Hij maakte met zijn sluwe streken veel vijanden. 
    • (…) hoe zij sluw genoeg waren (…) [4]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]