• slim
  • Oorspronkelijk in de betekenis van 'verkeerd, slecht, onoprecht' (vergelijk Duits schlimm). In de betekenis van ‘schrander’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1602 [1]
Middelnederlands: slim, slem(p) 'scheef, schuin'
Germaans: *slimba- ‘schuin' ??
Indo-Europees: Uitsluitend (West-)Germaans.[3]
  • Verwant in Westgermaans:
Engels: slim (uit het Nederlands)
Duits: schlimm 'slecht, erg' (Oudhoogduits: slimb 'schuin, krom')
Nedersaksisch: slem 'erg, slecht'
Fries: slim
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slim slimmer slimst
verbogen slimme slimmere slimste
partitief slims slimmers -

slim

  1. intelligent, snel van begrip
    • Anneke is zestien, knap, populair en een van de slimste meisjes van de klas. 
  2. verstandig, handig
     Volgens de strandwachter willen mensen vaak zo snel mogelijk de zee uit bij de plek waar hun handdoekje ligt, maar dat is in zo'n geval echt niet slim.[4]
  3. (informatica), (techniek) (van apparatuur) uitgerust met bepaalde chips [2], software e.d. om snel informatie te kunnen verwerken
    • Een slim televisietoestel. 
  4. (verouderd), (gewestelijk) slecht, verkeerd
    • Het slimme van de zaak is, dat... 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "slim" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. slim op website: Etymologiebank.nl
  3. De vaak geciteerde Letse cognaat slìpt 'afdalen, naar beneden glijden' is onduidelijk. Een Gotische cognaatvorm *slimbs wordt nog gereconstrueerd op basis van modern Siciliaans schimmenti 'diagonaal' door Salvatore Giarrizzo 1989. Dizionario etimologico siciliano. Palermo, Herbita.
  4.   Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stellend vergrotend overtreffend
slim slimmer slimmest

slim

  1. slank
  2. lage kans van slagen
vervoeging
onbepaalde wijs to  slim 
he/she/it  slims 
verleden tijd  slimmed 
voltooid
deelwoord
 slimmed 
onvoltooid
deelwoord
 slimming 
gebiedende wijs  slim 

slim

  1. onovergankelijk gewicht verliezen



slim m

  1. (spreektaal) (spijker)broek met smalle pijpen
    «J'ai trouvé le slim qui modèle mon cul.»
    Ik heb de slim jeans gevonden die om mijn kont past. [1]


  • slim
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  slím zn 
Naar frequentie 5072
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   slim     slimet     slimer     slima
slimene  
genitief   slims     slimets     slims     slimas
slimenes  

slim [1] [2], o

  1. slijm, fluim
    «Der hvor fisk har vært oppbevart, vacket eller behandlet, må der straks gjøres grundig rent, so fiskerester, slim og blod blir godt fjernet.»
    Overal waar vissen zijn opgeslagen, geïnoculeerd of verwerkt, moet onmiddellijk een grondige reiniging worden uitgevoerd, zodat visresten, slijm'Vetgedrukte tekst' en bloed goed worden verwijderd.
  2. algentapijt, een tapijt van algen of wieren

slim

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van slim
  1.   Weblink bron “slim”, Det Norske Akademis ordbok (NAOB) (in het Noors)
  2.   Weblink bron “slim”, Store norske leksikon (SNL) - Store medisinske leksikon(in het Noors)


  • slim
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord  slím zn 
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   slim     slimet     slim     slima  

slim [1], o

  1. slijm, fluim
  2. algentapijt, een tapijt van algen of wieren

slim

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van slim
  1.   Weblink bron “slim”, Norsk Ordbok - Ordbok over det norske folkemålet og det nynorske skriftmålet