• sli·ma
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord  slime ww 
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud slima - -
o enkelvoud slima
meervoud slima
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
slima - -

slima

  1. slijm afscheidend

slima

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slime

slima

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slime

har slima

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van slime

slima

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van slim


  • sli·ma
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van de Nynorske werkwoorden  slima ww  en  slime ww 
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud slima - -
o enkelvoud slima
meervoud slima
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
slima - -

slima

  1. slijm afscheidend

slima

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast slime, zie aldaar

slima

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slima

slima

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slima

har slima

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van slima

slima

  1. gebiedende wijs van slima

slima

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slime

slima

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van slime

har slima

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van slime

slima

  1. gebiedende wijs van slime

slima

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van slim