• pijn·lijk
  • Afgeleid van pijn met het achtervoegsel -lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pijnlijk pijnlijker pijnlijkst
verbogen pijnlijke pijnlijkere pijnlijkste
partitief pijnlijks pijnlijkers -

pijnlijk

  1. een onaangenaam gevoel, pijn gevend
    • Bij die val liep hij pijnlijke schaafwonden op. 
     Het drong langzaam tot me door wat het woord ‘wildernis’ eigenlijk betekende: niet romantisch en mooi, maar zwaar, droog, verlaten en pijnlijk.[1]
     Vooral mijn linkerkuit was het doelwit geweest en werd met de minuut dikker en pijnlijker.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be