• pijn·loos
  • afgeleid van pijn met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pijnloos pijnlozer pijnloost
verbogen pijnloze pijnlozere pijnlooste
partitief pijnloos pijnlozers -

pijnloos

  1. zonder pijn
    • De dokter zei dat het een pijnloze ingreep zou worden, maar de patiënt gilde het uit van de pijn. 
     Een week van tevoren had ik veel hardgelopen en ik slaagde erin redelijk pijnloos mijn eerste marathon in 4 uur en 18 minuten uit te lopen.[1]
  2. zonder vervelende consequenties; zonder moeite
     Wel benadrukt hij dat zo'n stap niet pijnloos is. "Stel, je doet dat op je huidige land. Dan gaan er minder koeien in de stal, maar die is nog even groot en even duur (die worden vaak gefinancierd door een bank, red.). Hoe los je die kapitaallasten op?", vraagt Migchels zich hardop af.[2]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Deze opties hebben boeren om minder stikstof uit te stoten” (25 juni 2022), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be