weeklacht
- wee·klacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weeklacht | weeklachten |
verkleinwoord |
- uiting van pijn en verdriet
- Haroun is bitter, zijn leven is vernield door de moord, en door de rouw en roep om wraak van zijn moeder. Wat hem het meeste stak, vertelt hij, in een lange, lyrische weeklacht, is dat zijn broer in die beroemde roman onbenoemd blijft. [3]
- Het heeft mij een blijvende argwaan bezorgd jegens cultuurpessimisten, die in manifesten fel van leer trekken tegen de Lopakhins van deze wereld. Ik zou zeggen, voordat je je weeklacht aanheft: kijk in de spiegel, erken je medeplichtigheid, betreur je verdomde luiheid, je achteloze verwaarlozing van de ooit zo glanzende idealen, de fatale compromissen die je hebt gesloten om de boel te redden. [4]
- Het woord weeklacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weeklacht" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ weeklacht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Herien Wensink 4 september 2016 Overdosis vervreemding in ‘Die Fremden’ stoot af
- ↑ NRC Bas Heijne 1 september 2016 Bas Heijne: er is wél publiek dat snakt naar diepte en betekenis
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be