• klaag·zang
enkelvoud meervoud
naamwoord klaagzang klaagzangen
verkleinwoord

de klaagzangm

  1. een klagend gezongen lied of gesproken woord
    • Stones in her Mouth. Scènes vol schrijnende poëzie, doordringende klaagzangen en trage dansen in de voorstelling van de Samoaan Lemi Ponifasio, over het lot van Maori-vrouwen. In eigen cultuur vereerd, werden zij onder het koloniale bewind van Europeanen slachtoffer van onderdrukking en geweld. Hyperesthetisch, maar hun pijn is bijna voelbaar. [2] 
  2. een lied of gesproken woord dat gaat over iets droevigs
    • Kleppen is goud. Nooit zag je daarom zo veel praattafelgasten de politiek in huppelen. De elite? Dat zijn Wilders, Roos, Baudet en – bien étonnés – Sylvana Simons. Zij schilderen de diploma-elite af als de nazaten van een ancien régime waar zij zelf de bastaardkinderen van zijn. Die zelfgekroonden beheersen onze schermen met de klaagzang ‘niet gehoord te worden’. [3] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 28 december 2016
  3. NRC Christiaan Weijts 12 januari 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be